Na het lezen van deze webpagina heb jij al een duidelijk beeld van de belangrijkste spelregels van padel. Wil je nog dieper ingaan op de spelregels van padel? Van de officiële internationale spelregels padel, heeft de KNLTB een video en een Nederlandstalige samenvatting gemaakt. Klik hiervoor op de onderstaande video óf op het pdf-document daaronder, met daarin de samenvatting van alle spelregels als je echt alle details wilt lezen.
Wat zijn de spelregels van padel?
Padel wordt met vier personen als dubbelspel gespeeld op een baan van 10×20 meter (kleiner dan een tennisbaan) met een omheining van glas en hekwerk. Elke speelhelft (10×10 meter), gescheiden door een net, is verdeeld in twee servicevakken en een achterveld. De spelregels van padel lijken veel op de spelregels van tennis. De bal moet over het net en in het vak van de tegenstanders worden geslagen. Bij padel maken de wanden onderdeel uit van het spel en dat zorgt voor een extra dynamiek.
Padel wordt gespeeld met een padelracket dat gemaakt is van kunststof (carbon, fiber of grafiet) en heeft een ongelimiteerd aantal gaten. Het racket meet maximaal 45,5 x 24 cm en wordt met een koordje om de pols bevestigd zodat het niet kan rondslingeren.
De padelballen waarmee gespeeld wordt, lijken sterk op een tennisbal maar zijn iets harder. De bal moet goed kunnen stuiten.
De puntentelling is hetzelfde als bij tennis. Er wordt gespeeld om twee of drie gewonnen sets, met een tiebreak bij een 6-6 stand in games.
De opslag is verplicht onderhands. De bal moet tijdens het serveren eenmaal stuiteren achter de eigen servicelijn, tussen de middellijn en de zijwand. De bal moet onder de heup zijn op het moment van raken, en de serveerder moet op dat moment met minstens één voet in contact zijn met de grond. Net als bij tennis, mag pas worden geserveerd als de ontvanger klaar staat, wordt de eerste opslag vanaf de rechterkant geslagen en wordt daarna afwisselend vanaf links en rechts geslagen, en moet de opslag – zonder het net te raken – direct in het diagonaal gelegen servicevak van de tegenstander stuiteren. De bal mag daarna de wand raken, maar niet het hekwerk (dan is het een foutservice). Als de bal bij een eerste of tweede service het net raakt en daarna in het correcte servicevak landt, wordt de opslag overgespeeld. De ontvanger mag de bal pas terugspelen nadat de bal de stuit heeft gemaakt. Mocht de bal een van de ontvangende spelers of hun racket raken vóór de stuit (waarmee wordt voorkomen dat de bal 'uit' is kunnen gaan), dan is dit een punt in het voordeel van de serveerder.
Tijdens de rally’s mag de bal slechts eenmaal het speelveld raken. Een speler mag en kan er ook voor kiezen om de bal niet te laten stuiteren, maar te volleren. Als de bal stuitert, moet dat gebeuren zonder eerst een wand of het hekwerk te raken, anders is het een fout (wanneer je de bal direct tegen de wand of het hek van de tegenstander slaat, is de bal 'uit' geslagen). Nadat de bal heeft gestuiterd, mag de wand of het hekwerk meerdere keren worden geraakt, voor het terugspelen. De ontvanger kan er ook voor kiezen om via de eigen glazen achter- of zijwanden (niet via het hekwerk) de bal terug over het net in het speelveld van de tegenstander. Het spel gaat door met deze regels, totdat de bal óf tweemaal stuitert, óf 'uit' wordt geslagen (of een speler raakt, die daarmee voorkomt dat de bal 'uit' is kunnen gaan), óf een netfout wordt gemaakt, óf op een andere manier de regels worden overtreden.